In deze tips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Een aantal van deze plannen is echter nog niet definitief. Deze moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. In overleg bekijken we of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.

Speel in op lagere tarieven

De tarieven in de inkomstenbelasting gaan in 2019 omlaag. Ook het tarief in de vennootschapsbelasting daalt volgend jaar. Over de eerste € 200.000 winst betaalt uw bv dan 19% Vpb in plaats van 20% in 2018. Ook de jaren erna blijven de tarieven dalen. Het is daarom aan te bevelen kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven.

Investeer nog dit jaar in energiezuinige bedrijfsmiddelen

Op tal van energiezuinige bedrijfsmiddelen ontvangt u een extra fiscale aftrek in de vorm van de energie-investeringsaftrek (EIA). U krijgt de extra aftrek op bedrijfsmiddelen die vermeld staan op de Energielijst (zie rvo.nl). De EIA bedraagt dit jaar 54,5%, maar daalt volgend jaar naar 45%. Het is daarom extra aantrekkelijk om energiezuinige investeringen nog dit jaar te plegen. Het scheelt u immers 9,5%-punt aan EIA. Voor de EIA geldt onder andere de voorwaarde dat het bedrijfsmiddel minimaal € 2.500 moet kosten.

Tip: Voor de EIA geldt het aangaan van de juridische verplichting, bijvoorbeeld het moment van tekenen van de aankooporder, als bepalend voor het jaar van de aftrek. Doet u dit nog in 2018, dan heeft u dus nog recht op 54,5% EIA.

Werk volgens een modelovereenkomst

Als u een derde inhuurt voor het verlenen van diensten, kunt u via een zogenaamde modelovereenkomst zekerheid krijgen over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking.

De Belastingdienst heeft aangegeven dat er tot eind 2019 in beginsel niet wordt nageheven en beboet als er achteraf sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking en de opdrachtgever geen loonheffing en premies heeft ingehouden. Dit zal alleen anders zijn als er sprake is van een dienstbetrekking én er sprake is van evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid.

Let op! Het kabinet Rutte III heeft bekendgemaakt de wet die aan de modelovereenkomst ten grondslag ligt, weer te willen vervangen. Deze in 2016 ingevoerde wet ter vervanging van de VAR (verklaring arbeidsrelatie) zorgt voor te veel onzekerheid en onrust onder zzp’ers en hun opdrachtgevers. In plaats daarvan komt er een nieuwe wet, die opdrachtgevers en echte zzp’ers de zekerheid geeft dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Beoogd is de wet per 2020 in te voeren.

Optimaliseer uw investeringsaftrek

Als u in 2018 voor meer dan € 2.300 investeert in bedrijfsmiddelen, heeft u recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de € 2.300 en € 314.673. Investeert u niet meer dan € 2.300? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreigt u het maximum van € 314.673 te overschrijden, dan kan het raadzaam zijn een deel van uw investeringen uit te stellen naar 2019.

Tip: Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt. Zo levert een investering van € 100.000 in 2018 € 15.863 aan kleinschaligheidsinvesteringsaftrek op. Spreidt u de investering echter over 2018 en 2019 en investeert u dan ieder jaar € 50.000, dan levert dit € 28.000 aan kleinschaligheidsinvesteringsaftrek op.

Let op! Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

Betaal een nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddel

Heeft u geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en dit bedrijfsmiddel nog niet in gebruik genomen en ook nog niet betaald, betaal dit jaar dan nog minstens een bedrag even groot als het bedrag van de investeringsaftrek. Doet u dit niet, dan krijgt u dit jaar de investeringsaftrek niet uitbetaald en wordt deze doorgeschoven naar volgende jaren. Bij een nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddel krijgt u dit jaar dus maximaal het bedrag dat u betaald heeft aan investeringsaftrek.

Let op! Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen 12 maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen.

Maximeer investeringsaftrek bij gebruik herinvesteringsreserve

Als u een bedrijfsmiddel met boekwinst verkoopt, kunt u de boekwinst reserveren als herinvesteringsreserve. Bij latere aankoop van een ander bedrijfsmiddel kunt u de herinvesteringsreserve hierop afboeken. Zodoende hoeft u de boekwinst niet ineens af te rekenen.

Tip: Voor de bepaling van de investeringsaftrek is echter geregeld dat u mag kiezen of u met een afgeboekte herinvesteringsreserve rekening wenst te houden. U mag dit zelfs per bedrijfsmiddel aangeven. Op deze manier kunt u er – binnen zekere grenzen – een maximale investeringsaftrek uitslepen.

Let op! Als u voor een bedrijfsmiddel ook de milieu- of energie-investeringsaftrek (MIA/EIA) krijgt, moet u voor deze aftrekken wel uitgaan van hetzelfde bedrag. Een hogere investeringsaftrek door afboeking van de herinvesteringsreserve kan dan dus een lagere MIA of EIA opleveren.

Stel uw desinvestering uit tot volgend jaar

Heeft u in de afgelopen vijf jaar gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of stoot u het bedrijfsmiddel af, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee.

Tip: Heeft u in 2014 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten, dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2018. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2019. U voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.

Voor investeringen in 2013 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2018 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kunt u ook in 2018 al desinvesteren zonder dat u te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2015 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2020.

Let op! De desinvesteringsbijtelling wordt maximaal berekend over het investeringsbedrag voor zover daarover investeringsaftrek in aanmerking is genomen.

Tip: De desinvesteringsbijtelling geldt voor alle soorten investeringsaftrek, dus ook voor de EIA en MIA.

Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt u de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Vanwege de verlaging van de tarieven de komende jaren, kan dit toch voordelig zijn. Het is dan ook in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.

Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

Tip: Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2015 gevormd heeft, moet u nog voor 31 december 2018 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Let op! Op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren, bestaan twee uitzonderingen. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip: Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op! De voorwaartse verliesverrekening voor de vennootschapsbelasting wordt in 2019 teruggebracht naar zes jaar in plaats van de huidige negen jaar. Op deze vorm van verliesverrekening is overgangsrecht van toepassing. Dit betekent dat de nieuwe, kortere termijn van voorwaartse verliesverrekening niet geldt voor verliezen die tot 2019 zijn geleden. Deze verliezen houden gewoon hun bestaande verrekentermijn van negen jaar en verdampen dus uiterlijk pas na 2027.

Verder geldt dat de hoofdregel dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden niet geldt als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.

Vraag een voorlopige verliesverrekening aan

Heeft u in 2017 winst behaald, maar sluit u 2018 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2018 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2017.

Let op! Een voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Beoordeel de hoogte van uw winst

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip: Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

Pas de KOR dit jaar nog toe

Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan € 1.345 aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of u de KOR kunt toepassen.

De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.

Let op! Het bedrag dat als gevolg van de KOR niet hoeft te worden afgedragen (of wordt terugontvangen), is een extra opbrengst in de winst.

De KOR wordt in 2020 gewijzigd. De nieuwe regeling gaat uit van een omzetgrens van € 20.000. Ondernemers die minder omzet hebben dan € 20.000 kunnen ervoor kiezen geen btw in rekening te brengen. De regeling is dus niet verplicht. De nieuwe KOR gaat ook gelden voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Die kunnen momenteel niet van de regeling gebruikmaken. Ondernemers die in de loop van het jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, zijn vanaf dat moment gewoon btw-plichtig, inclusief alle bijbehorende fiscale en administratieve verplichtingen.

Ondernemers die in 2020 de nieuwe KOR willen toepassen, dienen dit vooraf te melden bij de inspecteur. Dit kan vanaf 1 juni 2019. De melding moet uiterlijk 20 november 2019 binnen zijn, anders gaat de nieuwe KOR pas in op 1 april 2020. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR kan slechts eenmaal per drie jaren worden herzien.

Houd de herzieningstermijn in de gaten

Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Wij kunnen u hierover meer vertellen.

Let op! Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.

Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.

Voor het btw-privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip: Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot uw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%. 

Let op! U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. U moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden. Houd er wel rekening mee dat in dit geval woon-werkverkeer als privé wordt gezien.

Tip: De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor uw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst. Vergeet deze niet!

Speel in op nieuwe fietsenregeling

Er komt vanaf 2020 een nieuwe regeling voor de fiets van de zaak. Net als bij de auto moet er belasting betaald worden over de consumentenadviesprijs van de fiets. Dat is het geval als de fiets ter beschikking staat voor woon-werkverkeer. Dan wordt u namelijk verondersteld de fiets ook privé te gebruiken. De bijtelling voor de fiets gaat 7% bedragen. Hoeveel u als ondernemer daardoor aan extra belasting betaalt, hangt af van de prijs van de fiets en van uw inkomen. Hogere inkomens betalen dus meer voor het fietsgebruik. De bijtelling omhelst niet eventuele accessoires die worden aangeschaft, zoals regenpakken, fietstassen etc. Daarvoor gelden de normale regels van de werkkostenregeling.

Tip: U kunt op de regeling inspelen door een fiets pas vanaf 2020 op de zaak te zetten. Tot die tijd kunt u bijvoorbeeld de eigen fiets gebruiken voor zakelijke ritten, waaronder woon-werkverkeer, en hiervoor € 0,19/km ten laste van de winst brengen.

De nieuwe fietsregeling zal gaan gelden voor alle soorten fietsen, en zelfs voor bromfietsen die mede door spierkracht worden voortbewogen en beschikken over een elektromotor. Deze laatste categorie ziet met name op de speed-pedelecs.

Verzoek om vergoeding coulancerente

U heeft geen wettelijk recht op een rentevergoeding bij verrekening van een verlies met winst uit een ouder jaar. Dit geldt zowel voor de inkomsten- als voor de vennootschapsbelasting. In die gevallen kunt u echter wel verzoeken om vergoeding van coulancerente. Een dergelijk verzoek wordt ingewilligd, op voorwaarde dat de behandeling van uw verzoek om teruggave langer heeft geduurd dan gebruikelijk.

Hiervan is sprake als bij het vaststellen van de verliesverrekening het afhandelen van de aangifte langer dan een jaar heeft geduurd. Dit moet bovendien te wijten zijn aan getreuzel bij de Belastingdienst. De schuld voor de vertraging mag dus niet bij u zelf liggen. Bovendien gaat het alleen om het deel van het verlies waarvoor u geen voorlopige verliesbeschikking heeft kunnen vragen. U kunt dit vragen voor 80% van het verlies, dus slechts voor 20% van het verlies heeft u recht op de vergoeding voor coulancerente.

Let op! Een verzoek om coulancerente kunt u indienen via een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst, zoekterm ‘verzoek coulancerente’.

Tip: Het percentage coulancerente bedraagt voor de inkomstenbelasting nu 4% en voor de vennootschapsbelasting 4%.'

Lage btw? Factureer vooruit!

Het lage btw-tarief gaat per 1 januari 2019 omhoog, van 6 naar 9%. De verhoging betreft met name levensmiddelen, de kapper, de fietsenmaker, boeken, tijdschriften, bloemen, planten, werkzaamheden aan woningen die ouder zijn dan twee jaar, culturele uitvoeringen, kamperen, logies, sportactiviteiten en personenvervoer. Het kabinet heeft bekendgemaakt dat goederen en diensten die in 2018 al worden betaald maar pas in 2019 geleverd, niet te maken krijgen met een naheffing over de verhoging van de btw. Levert u aan ondernemers, dan bent u verplicht een factuur uit te reiken. Als u de factuur in 2018 uitreikt maar de betaling pas in 2019 ontvangt, mag u toch het 6%-tarief toepassen. Deze mogelijkheid geldt niet bij prestaties aan particulieren, ongeacht of u wel of niet een factuur uitreikt.

Tip: Dit biedt bijvoorbeeld schilders de mogelijkheid nu al diensten in rekening te brengen tegen het lage btw-tarief en deze pas in 2019 uit te voeren. Van belang bij particulieren is dan wel dat de factuur al in 2018 betaald is.

Let op! Houd rekening met de btw-wijziging in offertes die betrekking hebben op de periode na 2018. Hierin moet u voor genoemde goederen en diensten dus rekenen met 9% btw.

Vraag btw op oninbare vordering terug

Bij kwijtschelding of wanbetaling van een factuur door een van uw afnemers, kunt u de al in rekening gebrachte en afgedragen btw terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Maar soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen.

Tip: Indien een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen.

Let op! De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.

9 november 2018
Geplaatst in: Nieuws