Regelmatig wordt gevraagd wat een redelijke rente is in allerlei situaties. Toen de marktrente enkele jaren geleden rond nul of zelfs negatief was, kon vaak met een zeer lage rente worden volstaan. Sinds de stijging van de rente is er, onder andere in publicaties van de Belastingdienst, meer aandacht gekomen voor de vraag wat een redelijke rente is. Een harde norm bestaat niet. Per situatie is dus discussie mogelijk. In dit artikel beschrijven we diverse situaties en aspecten die een rol spelen.

Verschillen per situatie

In de praktijk wordt vooral vaak gevraagd naar een redelijke rente in de volgende situaties:
 
  • Leningen in zakelijke verhoudingen.
  • Leningen tussen gelieerde B.V.’s.
  • Leningen tussen een B.V. en de dga.
  • Familieleningen, vaak woningleningen van ouders aan kinderen of van een B.V. aan een kind van de dga.
  • Leningen aan een werknemer vanwege toetreding tot de onderneming.

Discussies met de Belastingdienst

In de laatste situatie eist de Belastingdienst vaak een zeer hoge rente, bijvoorbeeld 15%. Dat is mede afhankelijk van onder andere de hoogte van de lening en de verhouding tussen de lening en de waarde van de gekochte aandelen in de onderneming. Recent heeft de Belastingdienst richtlijnen gepubliceerd over dergelijke koopsomleningen voor aandelen in arbeidsrelaties. In dit soort situaties is vaak wel een afspraak te maken met de Belastingdienst over een redelijke en haalbare rente.
 
Bij familieleningen voor eigen woningen (ook wel ‘familiehypotheken’ genoemd) was tot enkele jaren geleden een hoge rente populair. In die gevallen probeerde de Belastingdienst te stellen dat de rente onzakelijk hoog was. Bij andere leningen is vaak de wens om een lage rente te hanteren. Dan stelt de Belastingdienst soms dat de rente te laag is, met als gevolg een belaste schenking of een verkapt dividend.
 
De argumenten van de Belastingdienst in die situaties zijn soms strijdig met elkaar. Soms wordt vergeleken met de rente die iemand aan een bank verschuldigd zou zijn voor een soortgelijke persoonlijke lening. Maar in het geval van een familiehypotheek vindt de Belastingdienst dat niet vergeleken mag worden met een persoonlijke lening.
 

Hoogte van de rente bepalen

Een zakelijke rente bestaat uit een basisrente, vermeerderd met een redelijke opslag. Zowel over de basisrente als over de opslag is echter discussie mogelijk. De Belastingdienst kan beide elementen als te laag beoordelen.
 
In de praktijk wordt als basisrente onder andere een rente gebruikt die aansluit bij de actuele spaarrente die de schuldeiser van de bank ontvangt, de actuele rente op staatsobligaties of bepaalde rentepercentages van de Europese Centrale Bank. De spaarrente bij grote huisbanken is momenteel ongeveer 1,5%. De Belastingdienst noemt soms het U-rendement, dat verzekeraars maandelijks publiceren, als minimum (momenteel 2,64%).
 
Het bepalen van een redelijke opslag is moeilijker. Daarbij valt te denken aan 0,5% oplopend tot 2,5%, of soms nog veel hoger. Dat is afhankelijk van de risico’s. Onder andere de volgende elementen spelen daarbij een rol:
 
  • Hoogte van de lening.
  • Besteding van de lening (woning, overig vastgoed, effecten of consumptief).
  • Looptijd van de lening en van de rente.
  • Aflossingsschema.
  • Vaste of variabele rente.
  • Zekerheden (onderpand, bijvoorbeeld hypotheek bij vastgoed).
  • Verhouding tussen de hoogte van de lening en de waarde van het onderpand.
  • Overige dekking op basis van het vermogen van de schuldenaar.
  • Inkomen en betalingsmogelijkheden van de schuldenaar.
Uit de genoemde basisrente en opslagen blijkt dat een zakelijke rente momenteel minimaal 2% moet zijn, maar in geval van risico’s al snel richting de 4% of nog hoger zal gaan (zeker volgens de Belastingdienst). Per situatie kan de uitkomst anders zijn op basis van een beoordeling van de genoemde elementen die een rol spelen. Die beoordeling kan per geval plaatsvinden door de fiscalist of relatiebeheerder.
 
drs. Wim de Kok
 

20 mei 2025